Tegenwoordig is één van de argumenten om een nieuw vliegtuig te ontwikkelen, dat het vorige type te klein is geworden en dat de luchtvaartmaatschappijen meer capaciteit willen.
Dit was ook al het geval in 1920, toen KLM directeur Albert Plesman, Fokker verzocht een groter toestel dan de F.II te ontwikkelen. Plesman was in het geheel niet te vreden over de F.II en wilde deze juist weer terugverkopen aan Fokker.
Ontwerper Platz ging aan de gang en kwam met de 5-persoons F.III (in plaats van 4-persoons F.II). De F.III werd voorzien van de nog ruim voorhanden 185 Pk BMW IIIa 6-cilinder lijnmotor.
De piloot zat buiten, links of rechts van de motor, naargelang het motortype.
De 14 F.III’s die de KLM op 29 oktober 1920 KLM bestelde werden voorzien van de 6-cilinder luchtgekoelde Armstrong Siddeley Puma lijnmotor van 240 Pk. Het testprogramma begon op zaterdag 20 november 1920 met de eerste vlucht door Hinchliffe.
Dat de Engelsman Hinchliffe de F.III invloog is enigszins merkwaardig, omdat hij in dienst was van de KLM en niet van Fokker.
Kennelijk was deze KLM assistentie overeengekomen bij het afsluiten van het koopcontract, dat dateert van 29 oktober 1920, nog voor de eerste vlucht van de F.III.
De KLM bouwde zelf tijdens het operationele bestaan van haar F.III’s, twee exemplaren van de componenten van verongelukte toestellen. Deze twee waren uitgerust met de 360 Pk Rolls Royce Eagle VIII motoren, waarbij de piloot links van de motor zat.
In het najaar van 1921 schitterde de F.III, in KLM kleuren, op de Parijse Luchtvaart salon.
De betreffende F.III was overigens niet van de KLM maar een fabrieksmachine, later ging deze F.III naar het Hongaarse Malert.
De totale F.III productie bestond uit 66 toestellen, die gebouwd werden in het Duitse Schwerin, in de Veere vestiging van Fokker en in Amsterdam-Noord.
Net als bij de F.II werd de F.III ook in licentie gebouwd bij Karl Grülich.
Buiten de KLM in Nederland, heeft de F.III gevlogen bij maatschappijen in Denemarken, Duitsland, Hongarije, Rusland, Engeland, Italië en de USA.
Klik op de foto om de foto te vergroten
FOKKER F.III 1920/1921
De F.III was een directe ontwikkeling uit de F.II; in april 1921 maakte dit toestel, dat met een 185 pk BMW was uitgerust, zijn eerste vlucht.
De KLM kocht totaal veertien F.III vliegtuigen met 240 pk A.S. Puma motor, waarmee geregelde diensten in Europa onderhield.
De Hongaarse luchtvaartmaatschappij MALERT (Magyar Legiforgalmi R.T.) schafte ook een aantal F.III's aan, waarmee in zes jaar tijd een 100% veiligheid en een regelmaat van 98% werd behaald. De Zwitserse BALAIR begon in 1926 met F.III toestellen die zij o.a. van de KLM over had genomen.
De Danske Luftfartselskab vloog met een aantal in Staaken/Duitsland gebouwde F.III's. Fokker leverde een viertal toestellen of aan de Duits-Russische DERULUFT, die diensten tussen Berlijn en Moskou onderhield.
De afgebeelde F.III heeft de registratie van Danzig (nu Gdansk in Polen). In Staaken gebouwde toestellen werden door Deutsche Luftreederei, Aero Lloyd, Stid-Deutsche Aero Lloyd en later Lufthansa gebruikt.
Enkele F.III's werden later doorverkocht aa.n A.T.A. in Italie en naar Engeland. H-NABV vond uiteindelijk zijn weg naar Australisch Nieuw Guinea in december 1930.
Twee toestellen werden naar de Verenigde Staten verscheept. Een er van werd door Noel Wien gevlogen in Alaska.
Deze luchtvaartpionier was de oprichter van Wien Alaska Airlines (nu Wien Consolidated), die vele jaren met de Friendship vloog.
Eén van de eerste F.III rompen in Halle 2, in de Fokker fabriek in Schwerin, links de stoel voor de vlieger.
De Fokker fabriek in Schwerin bestaat nog steeds voor een groot deel.
Een groep enthousiastelingen wil de fabriek herstellen in de oude glorie.
Hier dezelfde Halle 2 in 2008.
F.III romp in de Fokker fabriek in Schwerin 1919 met BMW motor.
Prototype F.III.
Prototype F.III.
Prototype F.III met verstevigd landingsgestel inclusief dubbele wielen.
Ook werden op de F.III diverse uitlaatsystemen getest.
Hier zijn het twee naar elkaar toegebogen uitlaten.
De houten voorligger van de F.III vleugel.
De vleugelvoorligger van de F.III wordt statisch getest bij de RSL, de Rijks Studiedienst voor de Luchtvaart.
Hier wordt de romp van de F.III 80 cm verlengt om de richtingsstabiliteit te verbeteren. maar door een aantal andere aanpassingen aan de F.III was dat niet meer nodig en behield de romp zijn originele lengte.
De eerste F.III voor de KLM met registratie H-NABG (cn 1503).
KLM vliegers en andere belangstellenden voor de KLM H-NABG.
Derde van links is vlieger
Smirnoff, derde van rechts vlieger Geysendorffer.
De KLM HNABG cn 1503, zonder streep tussen de H en de N!
De KLM F.III H-NABG voor hangaar 6 van vliegveld Soesterberg.
In 1926 zou dit toestel verkocht worden aan het Zwitserse Balair.
F.III cn 1503 nu voor Balair, Zwitserland, geregistreerd als CH 152.
Anthony Fokker rechts naast de BMW motor in een F.III.
Hier is goed te zien dat de piloot in een uitsparing van de vleugel zit.
De KLM H-NABH met cn 1504.
De KLM H-NABI met cn 1505.
De H-NABI tijdens een vlucht.
De F.III kon ook worden ingezet voor vrachtvervoer.
Hier de KLM H-NABI die
ééndagskuikens gaat vervoeren.
Hier de H-NABJ met cn 1506 in de KLM hangar op Waalhaven.
Het is onduidelijk waarom de H-NABJ aan de zijkant van de romp een stabilo van een F.III vervoerd.
Het lijkt dat onder de romp de hoogteroeren van het stabilo zijn bevestigd.
Zijaanzicht van de HNABJ met cn 1506 met Siddeley Puma motor.
Hier de F.III (cn 1506) voor het Zwitserse Balair als CH 153.
Crash van de CH 153 van Balair.
De KLM F.III H-NABK met cn 1507.
Koprol van de H-NABK.
De H-NABK op een vliegveld in Bremen.
Een uitvoering van een F.III cabine in luxe interieur.
Een driezits leren bank met twee lederen stoelen, aan de vloer vastgemaakt met een ketting.
0084 F.III De drassige grond op Schiphol was niet altijd even makkelijk voor het landen en starten.
Deze F.III staat behoorlijk in de plassen.
F.III cockpit met Siddeley Puma motor.
Zijaanzicht van de Balair F.III CH 154 met cn 1507.
Tanken van de CH 154
De KLM H.NABL met cn 1508.
Onfortuinlijke koprol van de H-NABL.
Bericht uit de databank van “Aviation Safety Network” over het ongeval met de KLM F.III H-NABL.
Zo te zien is er militaire interesse voor de F.III. Vooral van de persoon aan de linkerzijde. Dat is niemand minder dan de Belgische koning Albert I.
Rechts staat KLM directeur Albert Plesman.
Er rolt uiteindelijk een order uit voor de Belgische luchtvaart-maatschappij SABENA.
De elite reist ook met de F.III.
Er is nu een metalen opstap gemonteerd om de F.III binnen te komen, in plaats van het eerder gebruikte wankele trapje.
De KLM H-NABM met cn 1509.
Ook wel aangeduid als KLM-2 want de KLM had zelf deze F.III gebouwd, van diverse delen van verongelukte F.III’s.
De HNABM op het Londense vliegveld Croydon in 1921.
De KLM HNABM met cn 1509.
De KLM F.III H-NABN met cn 1510.
Bij deze speciale gelegenheid trekt Prins Hendrik, uiterst links, de wielblokken weg voor de start van de H-NABN.
Naast Prins Hendrik staan Anthony Fokker en Albert Plesman.
De KLM F.III H-NABN met een wel erg grote belangstelling op vliegveld Soesterberg.
In 1926 gaat ook deze F.III over naar Balair in Zwitserland.
Cn 1510 als CH 155 in dienst bij het Zwitserse Balair.
De legendarische KLM piloot Iwan Smirnoff voor een F.III.
Een vooruitstrevende ontwikkeling in de jaren 1920: lichtreclame voor een margarinemerk onder de vleugel van deze F.III.
De KLM F.III H-NABQ met cn 1529.
De KLM F.III H-NABQ met cn 1529.
De CH 156 met cn 1529 van Balair.
Crash van de Balair CH 156.
De KLM F.III H-NABT met cn 1532.
De H-NABT in de KLM-hangar.
De H-NABR met cn 1533 KLM-2, was ook een door de KLM samengebouwde F.III bestaande uit delen van andere F.III’s.
Aanvoer van vracht om met de H-NABR te worden vervoerd.
Eén van de eerste dierentransporten per vliegtuig.
Deze jonge stier werd vervoerd met de KLM H-NABR.
Krantenbericht van een ongeval wat met de KLM H-NABR heeft plaatsgevonden.
Cn 1534 nu voor het Hongaarse Malert met registratie H-MABA.
Op de romp staat nog een klein KLM logo.
De KLM H-NABS met cn 1535 (of cn 1531) boven de hangar van de “Danziger Luft Reederei”.
De KLM F.III H-NABS met cn 1535 (of 1531).
De KLM H-NABS in de hangar.
Helaas zou de KLM F.III H-NABS verongelukken, waarvan hier het bericht uit de databank van “Aviation Safety Network” over het ongeval.
Hier de H-NABA met cn 1550.
Dit is ondanks het logo geen KLM F.III, maar eigendom van de Fokkerfabriek.
Het bewijs van inschrijving van de H-NABA op naam van Fokker.
De H-NABA op de Parijse luchtvaartsalon van 1921.
Op de voorgrond een Fokker V-30 zweefvliegtuig.
De H-NABA is later verkocht aan Malert als H-MABB (cn 1550).
Het is verwarrend dat in jaren ’20 een tijd lang zowel Nederland als Hongarije de zelfde beginletter 'H' hadden in het vliegtuigregistratiesysteem.
Malert F.III H-MABC met cn 1604.
Malert F.III H-MABD met cn 1605.
Malert F.III H-MABE met cn 1606.
De F.III met cn 1650 was de eerste F.III met een Rolls Royce Eagle VIII motor van 360 Pk.
Malert F.III H-MABF met cn 1607.
De RR 1 met cn 1652 voor het Duits-Russische Deruluft.
Nogmaals de RR1 van Deruluft, c/n 1652, nu in volle beschildering.
Dit is de eerste F.III die in Moskou arriveerde.
Aankomst: Op 30 april 1922.
Deruluft kocht tien F.III’s voor de route Moskou - Königsbergen (het huidige Kaliningrad). Let op de dubbele wielen.
De RR 2 met cn 1653 voor Deruluft, uitgevoerd als parasoldekker en met vierbladige propeller.
De cn 1653 als D 902 voor Deruluft.
Het toestel werd verbouwd bij Karl Grülich tot Grülich V-1, een aangepaste versie van de F.III.
Hier de Grülich V.1 als RR 2 met cn 1653 voor Deruluft.
De staart, cockpit en neus zijn gewijzigd.
Nogmaals Derulufts Grülich V.1, registratie RR2, c/n 1653.
De RR 3 met cn 1654 voor Deruluft.
Nogmaals de RR3 van Deruluft.
De F.III RR 5 met cn 1655 voor Deruluft hier uitgevoerd als parasoldekker.
De RR 5 met cn 1655 omgebouwd tot Grülich V-1.
De RR 6 met cn 1656 van Deruluft uitgevoerd als parasoldekker.
Het vracht/bagageruim van de F.III is op deze foto goed te zien.
De neus van de Deruluft RR 6 met cn 1656, uitgevoerd met de Rolls Royce Eagle motor.
De Deruluft RR 7 met cn 1657.
De RR 7 op deze uit Rusland afkomstige foto op een ski-onderstel in de sneeuw.
De datum op de foto spreekt voor zich.
De Deruluft RR 10 met cn 1660 in de landing.
De parasoldekker uitvoering van de KLM F.III H-NABU cn 1662.
Parasoldekker wil zeggen dat de vleugel niet op de romp rust maar door metalen stangen boven de romp staat, in dit geval, ongeveer 20 cm .
De vierbladige propeller op de Rolls Royce motor van de KLM F.III H-NABU.
De KLM F.III H-NABU met cn 1662.
Crash van de H-NABU, nu met 440 Pk Bristol Jupiter stermotor.
De 440 Pk Bristol Jupiter van de H.NABU.
De KLM F.III H-NABV met cn 1663.
Cabine met rieten stoelen en het vracht/bagageruim van de H-NABV.
Weer een andere motor op de H-NABV; nu een 240 pk Gnome Rhône Titan motor.
De “H” registraties verdwijnen en het is nu de zelfde kist met PH-ABV cn 1663.
De F.III had een ingebouwde handpomp om brandstof in de tanks te krijgen.
Flightline van vier Malert F.III’s.
De bij Karl Grülich in licentie gebouwde Dz 8 (cn 1531) voor de Danziger Luft Reederei.
De Dz 5 (cn 1539) van de Danziger Luft Reederei, Grülich licentie.
De D 353 met cn 1551.
Op de romp het logo van Det Danske Luftfartselskab, Grülich licentie.
De D 353 in Nederland, boven Ouderkerk aan de Amstel, Grülich licentie.
De D 378 met cn 1552 voor Lufthansa, Grülich licentie.
Een slechte landing van de D 378, Grülich licentie.
De D 378 van Lufthansa wordt hier gebruikt voor het transporteren van kranten, Grülich licentie.
Koprol van de Lufthansa D 378, Grülich licentie.
De D 447 met cn 1553 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 468 met cn 1554 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 503 met cn 1556 van Lufthansa, Grülich licentie.
De G-AALC met cn 1558 van het Engelse British Airlines, Grülich licentie.
Op 10 september 1929 verongelukte de G-AALC in Croydon bij Londen, Grülich licentie.
De T-DOFF met cn 1558 van Det Danske Luftfartselskab.
Later werd dit de G-AALC van British Airlines, Grülich licentie.
De T-DOFD met cn 1560 van Det Danske Luftfartselskab, Grülich licentie.
De G-AARG met cn 1561 van British Airlines, Grülich licentie.
De T-DOFC met cn 1561 van Det Danske Luftfartselskab, later werd dit de G-AARG van British Airlines, Grülich licentie.
De T-DOFB met cn 1562 van Det Danske Luftfartselskab, Grülich licentie.
De D 575 met cn 1563 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 575 met cn 1563 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 594 met cn 1564 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 701 met cn 1565 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 716 met cn 1566 van Lufthansa, Grülich licentie.
De D 743 met cn 1568 van Lufthansa, Grülich licentie.
Crash van de Lufthansa D 1028 met cn 1569, Grülich licentie.
Toen Anthony Fokker na zijn Amerikaanse reis in Nederland terugkwam werden de door de KLM bestelde acht F.III vliegtuigen klaar gemaakt voor aflevering. Maar hij bestelde bij de Duitse Fokkerfabriek in Schwerin ook een aantal F.III’s om naar Amerika te sturen. Deze werden voorzien van BMW III motoren, net als het prototype van de F.III.
Als eerste werd een toestel verscheept dat in de tweede helft van juli 1921 op Hazelhurst Field, L.I., New York aankwam. Deze week af van de vier latere F.III’s in Amerika door een hoger rompachterdeel en een onderstel van drie buizen. Mogelijk betrof dit het echte prototype van dit type.
Het toestel, dat ‘Half Moon’ was gedoopt naar het schip van Henry Hudson, maakte in korte tijd een aantal vluchten, onder meer naar steden in de wijde omgeving. Spoedig daarna kwamen vier F.III’s aan, waarvan er twee ook vliegklaar werden gemaakt.
Ondanks vluchten die veel publiciteit genereerden (denk aan transport van verse asperges, kleding of snoep, tot een trouwpartij of concert in de lucht) kwam het niet tot orders. Belangstelling was er wel, maar klanten haakten af als het op betalen aankwam.
Ook een poging om nog twee F.III’s te verkopen aan de Army Air Service mislukte in een laat stadium van de onderhandeling.
Uiteindelijk kocht Noel Wien begin 1925 een F.III voor de Fairbanks Airplane Corporation in Alaska. Vanaf midden 1925 werd ermee in Alaska gevlogen. Eind 1928 werd na een keuring het vervoer van passagiers er mee verboden.
Kort na de verkoop aan Wien schafte Willens voor zijn Detroit Airways, Inc. ook een F.III aan. Spoedig werd het toestel al doorverkocht aan Brock & Weymouth uit Philadelphia die ook met C.II’s vloog.
In 1928 werd het toestel te koop aangeboden en kwam via omwegen bij Bert Acosta terecht. Uiteindelijk, kocht Lester Prosser uit Rensselaer, NY het toestel om er een duurvlucht mee te maken. Voor dat doel werd het met een Liberty motor uitgerust, maar de onervaren Prosser kraakte het vliegtuig in september 1930. Ook de ‘Half Moon’ was al eerder onherstelbaar beschadigd, zodat de rol van de F.III in Amerika was uitgespeeld. De twee toestellen die nooit waren uitgepakt werden waarschijnlijk teruggestuurd naar Nederland.
Klik op de foto om de foto te vergroten
Een F.III die kort gebruikt werd door Detroit Airways, Inc. van Willens in 1925
De Half Moon op bezoek in Washington DC in 1921; het toestel heeft nog de oorspronkelijke beschildering.
De later aangebrachte beschildering van de Half Moon, met Fokker prominent op de hoge achterromp.
Bij de Half Moon waren drie stijlen van het landingsgestel kenmerkend
Gereed voor een huwelijk in de lucht boven Curtiss Field, Long Island in de Half Moon met de ‘vliegende dominee’ Maynard geheel rechts.
Op Curtiss Field kreeg een F.III in November 1924 als proef een metalen propeller.
Noel Wien, oprichter van Wien Alaska Airlines, in een F.III in de USA.
Voor een bezoek aan McCook Field bij Dayton, Ohio had deze F.III een haastig aangebrachte Fokker tekst op de romp.
De F.III die naar Alaska werd verkocht, met de standaard achterromp zoals ook in Nederland in gebruik.
6 juni 1925: de F.III in Fairbanks klaar voor de vlucht naar Nome met drie betalende passagiers. Aandeelhouders en prominenten staan er trots bij.
Nadat Noel Wien in 1925 met de F.III in Alaska gevlogen had, nam Joe Crosson (op de foto) in 1927 zijn taak incidenteel over.
Acosta’s F.III met op de cockpit deur ‘engine room keep out’ en op de toegang naar de cabine staat ‘Pullman’.
Foto's komen later
Foto's komen later
Er zijn filmbeelden bewaard gebleven van de RR8 (c/n 1658), één van de tien F.III’s in dienst van de Duits-Russische luchtvaartmaatschappij Deruluft.
We zien het instappen van de passagiers, het inladen van vracht en bagage, het aanzwengelen van de propeller en het vertrek.
Heeft u aanvullingen of opmerkingen over deze pagina?
Ga naar het contactformulier en stuur het ons op.
Alles is welkom! Foto's en teksten zullen we met bronvermelding plaatsen.