Toen de voorraad C.I’s bij Fokker verminderde, werd een nieuw type verkenningsvliegtuig ontwikkeld.
Omdat C.II en C.III werden gebruikt voor afgeleide versies van de C.I, werd het nieuwe type de C.IV. Eind 1921begon de ontwikkeling ervan en in februari of maart 1922 was het prototype gereed. Als motor werd de Amerikaanse Liberty gebruikt, die ook de krachtbron was voor de F.IV’s en T.II’s die voor Amerika in aanbouw waren.
Omdat Generaal Mitchell van de Amerikaanse Army Air Service aan het einde van zijn inspectietocht in Europa ook Nederland aandeed kon die gelijk kennisnemen van de nieuwe C.IV. Hij zag gelijk de grote verbeteringen van het type en stelde de aankoop van drie stuks in het vooruitzicht.
Met de eerste aankoop door Amerika, spoedig gevolgd door een order voor nog vijf stuks, kwam de productie van de C.IV op gang. Met de eerste toestellen werd door Fokker nog flink geëxperimenteerd. De benzinetank in het onderstel verviel al snel.
Oorspronkelijk werd de koeling van de motor voorzien door rechthoekige of ronde neusradiatoren alsmede zogeheten Lamblin koelerpods in het onderstel. Maar vrij snel paste Fokker als nieuwigheid uitschuifbare zijradiatoren toe voor de koeling.
In de latere productiemodellen van de C.IV werd dit de standaard.
Maar ook werden andere motoren ingebouwd, te beginnen met de Napier Lion en de Rolls Royce Eagle. Daarnaast werden ook steeds weer verfijningen doorgevoerd, zodat een heel scala aan variëteiten van het type ontstond. De beschrijving bij de onderstaande tekening geeft hier een beeld van.
De C.IV was een commercieel succes met de Sovjet-Unie als de grootste koper. Ook de LVA op Soesterberg was een langdurige grootgebruiker van het type. Daarnaast werd een serie in licentie gebouwd bij Loring in Spanje en aan de luchtmachten van Nederlands-Indië, de Verenigde Staten van Amerika en Hongarije geleverd. Zanni uit Argentinië gebruikte enkele C.IV’s voor een reis om de wereld die echter strandde in Japan.
Fokker experimenteerde ook met C.IV’s op drijvers. Een van de vroege toestellen werd hiertoe omgebouwd alsmede een later productiemodel. De enige C.IVW die werd verkocht was een toestel voor Zanni dat in Japan verongelukte.
Een variant van de C.IV die ook als jachtvliegtuig was bedoeld en als DC.I werd aangeduid is ook geleverd aan Nederlands-Indië en één aan Italië.
Zie hiervoor DC.I.
Het eerste prototype van dit type werd in Veere ontwikkeld. Het kon door Anthony Fokker op Soesterberg worden getoond aan Generaal Mitchell en zijn adjudant Luitenant Bissell tijdens hun bezoek aan Nederland (zie ook de D.IX).
Mitchell beval het prototype alvast aan voor de aanschaf door de U.S. Army Air Service. Toen hij hoorde dat er een verbeterde uitvoering in ontwikkeling was werden fondsen vrijgemaakt om er in totaal drie te kopen.
Vooraf moest er nog wel een proefromp statisch worden getest. De verwachtingen waren hoog gespannen en de commandant van de Air Service had zelfs al een advies gevraagd over de aanschaf van 100 stuks.
Het prototype kwam in juni 1922 op McCook Field aan en Fokker zelf kon de XCO-4 AS 68557 voorvliegen op 14 juni. Als proef vloog de XCO-4 later nog naar de westkust en terug. Het toestel bleek echter op veel plaatsen af te wijken van de Air Service standaard, wat technische bezwaren opriep.
Ook bleek de beperkte koeling problemen te geven.
Van de verbeterde versie liet Fokker drie toerstellen bouwen, die onderling verschilden. Toen ze werden beproefd door de Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart werd daarom besloten ze aan te duiden met een A, B en C na het type nummer.
De B en C waren bestemd voor Amerika. De A als demonstratietoestel voor de fabriek, met hoop op een order van ‘Soesterberg’.
Bijna een jaar na de eerste C.IV kwamen de C.IV (AS 68565 met ronde neusradiator) en C.IV (AS68566 met intrekbare zijradiatoren) aan op McCook Field. Bij deze CO-4’s was al veel meer rekening gehouden met de Air Service voorschriften.
Ook deze toestellen werden uitvoerig getest en lokaal beperkt gemodificeerd.
Een groot succes voor het type was het winnen van de Pullitzer Trophy bij de National Air Races in St. Louis in October 1923. Noorduyn had tevoren de AS 68565 zorgvuldig geprepareerd en gebalanceerd.
Ondertussen waren er door de Air Service ook nog vijf stuks (CO-4A AS 23-1205/1209) besteld voor ‘service tests’.
Van de vijf hadden er drie een ronde neusradiator (voorkeur Air Service) en de rest uitschuifbare zijradiatoren.
In oktober 1923 arriveerde de eerste vier van de vijf verbeterde toestellen op Langley Field, Hampton, Virginia. Het laatste toestel was door Fokker nog wat verder verfijnd en ging toen het later aankwam naar McCook Field.
De levering ervan was opgehouden door testen in Nederland. Daarbij was de beste plaatsing van de bovenvleugel vastgesteld.
Tegelijk werd een C.IV Mail naar Amerika verscheept die bedoeld was voor het postvervoer op de lijn van San Francisco naar New York vv door de US Post Office. Omdat het niet voldeed aan de gestelde eisen had Noorduyn afgeraden het toestel toe te zenden.
Ondanks inspanningen daartoe werd het niet aangekocht en het lot ervan is onbekend.
De CO-4 en CO-4A werden lang gebruikt in Amerika. Twee toestellen vlogen nog tot in 1929 en drie andere werden in 1928 afgeschreven.
In de beginjaren van hun gebruik werd nog regelmatig overlegd over vervolgorders, maar die kwamen niet. Noorduyn liet nog wel een ontwikkeling van de C.IV verschepen naar Amerika die in Nederland als C.V/A-1 werd aangeduid. In Amerika werd het toestel aangepast en beproefd.
Het verschilde aanmerkelijk van de latere C.V en wordt bij de vroege Amerikaanse toestellen behandeld.
Maar er kwam nog een C.IV naar Amerika. De Argentijnse militaire vlieger Zanni had voor zijn vlucht om de wereld twee C.IV’s (waarvan een als watervliegtuig) besteld. Toen hij de eerste C.IV op zijn tocht verspeeld had werd hem een extra toestel aangeboden. De organisatie van de tocht besloot een derde C.IV te kopen bij Fokker. Die stuurde het toestel naar Amerika om de vlucht over het Amerikaanse continent te maken.
Maar ook de Argentijnse Legatie in Parijs bestelde daarvoor een C.IV bij Fokker. Toen dat uitkwam annuleerde ze de order, onder protest van Fokker.
Zanni verongelukte met de C.IVW in Japan, voordat hij de Stille Oceaan over kon steken. Hij stopte toen zijn wereldvlucht en de nagezonden C.IV bleef voorlopig werkeloos in Amerika achter. Die vond nadien een serie kopers en na omzwervingen belandde die gerestaureerd en wel in het Owl's Head Transportation Museum in Rockland, Maine.
Het is de enige nog vliegende C.IV ter wereld.
De grootste klant van de C.IV was de Sovjet-Unie die in 1923 zestig, en in 1924 nog eens vijftig C.IV’s kocht. De kersverse Sovjet-Unie had in die tijd nog geen eigen luchtvaartindustrie en was daarom aangewezen op aankopen in het buitenland.
Ofschoon er in 1923/1924 nog geen diplomatieke betrekkingen bestonden tussen Nederland en de Sovjet-Unie, kneep onze overheid een oogje dicht toen bleek dat Fokker een mega-order in de wacht had gesleept van dit anti-religieuze communistische land.
Geld stinkt niet.
De D.C.I is een doorontwikkeling uit de Fokker C.IV A, B, en C.
Het prototype de H-NABZ komt tot stand in 1924.
De “D” staat voor jachtvliegtuig en de “C” voor verkenner.
Invlieger Bertus Grasé toont het toestel op de ILIS luchtvaarttentoonstelling in Zweden (de Internationella Luftfart Utställingen te Stockholm).
Alleen de LA-KNIL in Nederlands Indië ziet wat in dit toestel. Er worden er tien gekocht, geregistreerd als F.D.401 t/m F.D.410.
Heeft u aanvullingen of opmerkingen over deze pagina?
Ga naar het contactformulier en stuur het ons op.
Alles is welkom! Foto's en teksten zullen we met bronvermelding plaatsen.