Toen de voorraad C.I’s bij Fokker verminderde, werd een nieuw type verkenningsvliegtuig ontwikkeld.
Omdat C.II en C.III werden gebruikt voor afgeleide versies van de C.I, werd het nieuwe type de C.IV. Eind 1921begon de ontwikkeling ervan en in februari of maart 1922 was het prototype gereed. Als motor werd de Amerikaanse Liberty gebruikt, die ook de krachtbron was voor de F.IV’s en T.II’s die voor Amerika in aanbouw waren.
Omdat Generaal Mitchell van de Amerikaanse Army Air Service aan het einde van zijn inspectietocht in Europa ook Nederland aandeed kon die gelijk kennisnemen van de nieuwe C.IV. Hij zag gelijk de grote verbeteringen van het type en stelde de aankoop van drie stuks in het vooruitzicht.
Met de eerste aankoop door Amerika, spoedig gevolgd door een order voor nog vijf stuks, kwam de productie van de C.IV op gang. Met de eerste toestellen werd door Fokker nog flink geëxperimenteerd. De benzinetank in het onderstel verviel al snel.
Oorspronkelijk werd de koeling van de motor voorzien door rechthoekige of ronde neusradiatoren alsmede zogeheten Lamblin koelerpods in het onderstel. Maar vrij snel paste Fokker als nieuwigheid uitschuifbare zijradiatoren toe voor de koeling.
In de latere productiemodellen van de C.IV werd dit de standaard.
Maar ook werden andere motoren ingebouwd, te beginnen met de Napier Lion en de Rolls Royce Eagle. Daarnaast werden ook steeds weer verfijningen doorgevoerd, zodat een heel scala aan variëteiten van het type ontstond. De beschrijving bij de onderstaande tekening geeft hier een beeld van.
De C.IV was een commercieel succes met de Sovjet-Unie als de grootste koper. Ook de LVA op Soesterberg was een langdurige grootgebruiker van het type. Daarnaast werd een serie in licentie gebouwd bij Loring in Spanje en aan de luchtmachten van Nederlands-Indië, de Verenigde Staten van Amerika en Hongarije geleverd. Zanni uit Argentinië gebruikte enkele C.IV’s voor een reis om de wereld die echter strandde in Japan.
Fokker experimenteerde ook met C.IV’s op drijvers. Een van de vroege toestellen werd hiertoe omgebouwd alsmede een later productiemodel. De enige C.IVW die werd verkocht was een toestel voor Zanni dat in Japan verongelukte.
Een variant van de C.IV die ook als jachtvliegtuig was bedoeld en als DC.I werd aangeduid is ook geleverd aan Nederlands-Indië en één aan Italië.
Zie hiervoor DC.I.
De Fokker C.IV werd in een aantal uitvoeringen aangeboden. Naast de motorkeuze werden ook vleugels van verschillende afmetingen toegepast met bijbehorende positie van de baldakijn waarop de bovenvleugel was geplaatst. Ook werden ondervleugels van verschillende maat toegepast.
De C.IVA had als jager/verkenner de kleinste spanwijdte (van 12,02m), maar werd al snel als DC.I aangeduid.
De C.IVB (12,90 m) en C.IVC (14,20 m) waren verkenners, soms ook voorzien van een bommenafwerpmechanisme.
De uitvoeringen op drijvers, de C.IVW’s hadden meestal de grote vleugel.
Voor een toestel van Zanni wordt zelfs 14,90 m als spanwijdte genoemd.
Van de C.IV zijn er, inclusief de DC.I en de licentiebouw bijna 200 exemplaren gebouwd.
Het geraamte van de eerste Fokker C.IV, met Anthony Fokker zelf erin.
Al de metalen buizen werden in het bedrijf in Veere (Zeeland) gelast.
Was het frame compleet, dan werd het vervoerd naar de fabriek in Amsterdam-Noord.
Daar werden de C.IV verkenners verder afgebouwd.
Anthony Fokker is hier bezig met controlewerk van het prototype-frame van de C.IV.
De ontwikkeling van het toestel was het gevolg van de vraag naar een grotere verkenner dan de voorgaande C-types.
Die grotere maatvoering gaf mogelijkheden om met meer en zwaardere uitrusting voor observatie en / of bewapening te gaan vliegen.
De basismaten waren: lengte 9.2 m, spanwijdte 12.9 m, hoogte 3.4 m, vleugeloppervlak 39.2 m^2.
Het prototype van de C.IV met de oorspronkelijke rechthoekige neusradiator.
Het prototype van de C.IV op Soesterberg met Lt. Bissell USAAS achter de mitrailleur.
Daarna werd het prototype voorzien van drie Lamblin radiator potten in het onderstel; hierdoor verviel de tank tussen de wielen.
De vroegste vorm van de tweede C.IV voor Amerika (RSL C.IVB) met een ronde neusradiator en afwijkend kielvlak en richtingsroer.
De derde C.IV voor Amerika (later CO-4 AS68566) die beproefd werd op Soesterberg. Voor zover bekend is het de enige C.IV met een vulstuk tussen de eerste twee stijlen van het onderstel.
Aanzicht van een vroege C.IV voor Amerika met een ronde radiator voor de Liberty motor. Dit toestel werd CO-4 AS 68565.
Een prototype van de C.IV met civiele registratie H-NABW en voorzien van de Napier Lion motor van 450 pk.
De koelers en hun positie stond nog niet vast en ook het staart-deel was nog een punt van discussie.
Dit toestel was feitelijk een demonstratie en acrobatiekvliegtuig en werd vaak gevlogen door invlieger Bertus Grase.
Dezelfde H-NABW staat na een demonstratievlucht weer op de grond.
Let op: met weer een ander staartvlak.
Een foto van het voorvliegen van de C.IV in 1924.
Dit is op het oude, militaire deel van het vliegveld Schiphol Amsterdam.
Vooraanzicht van een vermoedelijk voor de Sovjet unie bestemde C.IV.
Opvallende verschillen met de voorgangers zijn:
• De verplaatsing van de radiator van de voorzijde naar de zijkanten en bovendien was de radiator intrekbaar.
• De extra brandstof tank tussen de wielen is vervallen.
• Met name de romp is aanzienlijk vergroot.
Het verder verbeterde prototype van de Fokker C.IV.
De staart die drie versies kende, krijgt hier zijn definitieve vorm.
Dit was de eerste C.IV Bis voor de Sovjet-Unie.
Hetzelfde prototype in een andere positie.
Gedurende de eerste tijd na voltooiing vliegt het toestel zonder aanduiding.
Waarschijnlijk hetzelfde prototype, nu in winterse omstandigheden.
Eén van de eerste C.IV’s (msn 4109) met nog een rechthoekige neusradiator.
Het werd in 1923 als C.IV-W tot drijvervliegtuig verbouwd om een MLD opdracht te verkrijgen.
Dit werd geen succes en het toestel ging terug de fabriek in om ingrijpend te worden verbouwd
In 1924 werd het sterk aangepaste prototype van de C.IV-W opnieuw beproefd.
Het was nu voorzien van zijradiatoren, nieuwe drijvers en staartvlakken.
Het was opnieuw geen succes.
Hetzelfde toestel met hogere snelheid, vermoedelijk tijdens de start.
Op de bijgevoegde film zijn beide versies van de C.IV-W te zien
Het is de periode 1923-1924 en er zijn grote activiteiten in de Amsterdam-Noord vestiging van Fokker.
Op deze foto is onder andere de voltooiing van de C.IV toestellen te zien.
Let op de tekst rechts: BRAND-TON.
Er is dus al sprake van een behoorlijke brandpreventie.
Aanvang van de rompconstructie van de C.IV.
Links ook een paar D.XIII’s.
Rompen in aanbouw.
Laswerk aan de rompen van de C.IV.
Eerste fase van het laswerk.
Lassen van rompen en staartvlakken.
De 551 van LVA op vliegveld Soesterberg met de gereed liggende sleepschijf.
Normaal wordt de sleepschijf (manche) als doel voor luchtdoelgeschut gebruikt.
Samen met de 558 probeerden zij voor het eerst met een manche een redding op zee te verrichten.
Het ging om het Italiaanse schip Salento in nood bij Zandvoort op 26 november 1926.
Met deze 551 lukte het Kap/Vl H. Van Weerden Poelman en Lnt/Vl Dorst niet om een kabel van het schip aan de manche vast te maken.
Met de 558 (verderop afgebeeld) lukte het Sgt/Vl Bosch en Sgt/Maj Hoek wel.
Ondanks dit feit hebben de opvarenden het helaas niet gered.
Toch was dit de eerste reddingsoperatie met vliegtuigen boven de Noordzee.
De 552 van LVA in de voorbereiding van een parachutesprong vanaf Vliegveld Soesterberg op 1 april 1926.
In de tweede cockpit zit luchtvaartjournalist Henri Hegener, die de sprong gaat verrichten.
Hegener was onder andere vanwege zijn goede relatie met Anthony Fokker vaak betrokken bij nieuwe ontwikkelingen in de luchtvaart.
Henri Hegener heeft op 1 april 1926 de 552 verlaten en zal behouden landen.
Rond deze periode werd er ook in Nederlands Indië met een vergelijkbare Fokker begonnen met valschermspringen.
Een hoogst ongelukkige samenkomst op 29 augustus 1930 op Vliegveld Soesterberg.
De C.V D 610 van LVA vlieger Bakkenes is net geland.
LVA vlieger Slag gaat er met de C.IV 556 vol tegen aan.
Instappen met de parachute in de C.IV 558 van LVA te Soesterberg.
Het is dezelfde procedure als met de D.C.I in Nederlands Indië.
Ook met het trapje aan de linkerkant en terug te vinden op een foto van de D.C.I (zie aldaar) met Lt-Vl J.Oonincx .
De 558 van LVA met dezelfde parachutist in hetzelfde parachutepak .
Nu van voren op de foto gezet op vliegveld Soesterberg.
Een noodlanding van de 559 van LVA met erg veel belangstelling.
Uiterst rechts staat de vlieger in het al wat modernere pilotenpak uit de begin jaren dertig.
De 560 van LVA in volle vlucht boven vliegveld Soesterberg.
Let op de bommenrekken onder de romp.
De Luchtvaartafdeeling, de voorloper van de Koninklijke Luchtmacht, schafte 32 C.IV verkenners aan.
Met als registratie 551 t/m 582.
De 562 van de LVA in de Soesterbergse sneeuw.Het betreft een C.IVA.
De basismotor was de Napier Lion van 450 pk, maar soms echter uitgevoerd met de Packard Liberty motor van 450 pk, zoals deze 562.
Geparkeerd op vliegveld Soesterberg staat de 562 van LVA in de sneeuw.
Een foto uit 1924 van de 573 van de LVA.
De bewapening bestond uit 2 vaste machinegeweren voor de vlieger en twee beweegbare mitrailleurs in een ring voor de boordschutter/waarnemer.
De C.IV 573 van de Luchtvaart Afdeeling in een restje sneeuw te Soesterberg.
Oefeningen op vliegveld Soesterberg met de beweegbare mitrailleur op de 578.
In de voorste cockpit Ltn.Vl. G. Koppen.
De C.IVC met zijn grotere spanwijdte van 14,2 m.
Hier de 580 van de LVA.
Opname van de mobiele startwagen op vliegveld Soesterberg.
Voor zijn Fokker C.IV op vliegveld Soesterberg staat vlieger A. van Liempt.
In de meidagen van 1940 zal hij een heldenrol vervullen met drie verschillende vliegtuigen.
Hij bekocht het uiteindelijk met de dood.
Het aandraaien van de propeller van een LVA C.IV op vliegveld Soesterberg.
Een LVA C.IV op bezoek bij het Rotterdamse vliegveld Waalhaven, herkenbaar aan de omheining aan de havenkant van het vliegveld.
Het eerste prototype van dit type werd in Veere ontwikkeld. Het kon door Anthony Fokker op Soesterberg worden getoond aan Generaal Mitchell en zijn adjudant Luitenant Bissell tijdens hun bezoek aan Nederland (zie ook de D.IX).
Mitchell beval het prototype alvast aan voor de aanschaf door de U.S. Army Air Service. Toen hij hoorde dat er een verbeterde uitvoering in ontwikkeling was werden fondsen vrijgemaakt om er in totaal drie te kopen.
Vooraf moest er nog wel een proefromp statisch worden getest. De verwachtingen waren hoog gespannen en de commandant van de Air Service had zelfs al een advies gevraagd over de aanschaf van 100 stuks.
Het prototype kwam in juni 1922 op McCook Field aan en Fokker zelf kon de XCO-4 AS 68557 voorvliegen op 14 juni. Als proef vloog de XCO-4 later nog naar de westkust en terug. Het toestel bleek echter op veel plaatsen af te wijken van de Air Service standaard, wat technische bezwaren opriep.
Ook bleek de beperkte koeling problemen te geven.
Van de verbeterde versie liet Fokker drie toerstellen bouwen, die onderling verschilden. Toen ze werden beproefd door de Rijksstudiedienst voor de Luchtvaart werd daarom besloten ze aan te duiden met een A, B en C na het type nummer.
De B en C waren bestemd voor Amerika. De A als demonstratietoestel voor de fabriek, met hoop op een order van ‘Soesterberg’.
Bijna een jaar na de eerste C.IV kwamen de C.IV (AS 68565 met ronde neusradiator) en C.IV (AS68566 met intrekbare zijradiatoren) aan op McCook Field. Bij deze CO-4’s was al veel meer rekening gehouden met de Air Service voorschriften.
Ook deze toestellen werden uitvoerig getest en lokaal beperkt gemodificeerd.
Een groot succes voor het type was het winnen van de Pullitzer Trophy bij de National Air Races in St. Louis in October 1923. Noorduyn had tevoren de AS 68565 zorgvuldig geprepareerd en gebalanceerd.
Ondertussen waren er door de Air Service ook nog vijf stuks (CO-4A AS 23-1205/1209) besteld voor ‘service tests’.
Van de vijf hadden er drie een ronde neusradiator (voorkeur Air Service) en de rest uitschuifbare zijradiatoren.
In oktober 1923 arriveerde de eerste vier van de vijf verbeterde toestellen op Langley Field, Hampton, Virginia. Het laatste toestel was door Fokker nog wat verder verfijnd en ging toen het later aankwam naar McCook Field.
De levering ervan was opgehouden door testen in Nederland. Daarbij was de beste plaatsing van de bovenvleugel vastgesteld.
Tegelijk werd een C.IV Mail naar Amerika verscheept die bedoeld was voor het postvervoer op de lijn van San Francisco naar New York vv door de US Post Office. Omdat het niet voldeed aan de gestelde eisen had Noorduyn afgeraden het toestel toe te zenden.
Ondanks inspanningen daartoe werd het niet aangekocht en het lot ervan is onbekend.
De CO-4 en CO-4A werden lang gebruikt in Amerika. Twee toestellen vlogen nog tot in 1929 en drie andere werden in 1928 afgeschreven.
In de beginjaren van hun gebruik werd nog regelmatig overlegd over vervolgorders, maar die kwamen niet. Noorduyn liet nog wel een ontwikkeling van de C.IV verschepen naar Amerika die in Nederland als C.V/A-1 werd aangeduid. In Amerika werd het toestel aangepast en beproefd.
Het verschilde aanmerkelijk van de latere C.V en wordt bij de vroege Amerikaanse toestellen behandeld.
Maar er kwam nog een C.IV naar Amerika. De Argentijnse militaire vlieger Zanni had voor zijn vlucht om de wereld twee C.IV’s (waarvan een als watervliegtuig) besteld. Toen hij de eerste C.IV op zijn tocht verspeeld had werd hem een extra toestel aangeboden. De organisatie van de tocht besloot een derde C.IV te kopen bij Fokker. Die stuurde het toestel naar Amerika om de vlucht over het Amerikaanse continent te maken.
Maar ook de Argentijnse Legatie in Parijs bestelde daarvoor een C.IV bij Fokker. Toen dat uitkwam annuleerde ze de order, onder protest van Fokker.
Zanni verongelukte met de C.IVW in Japan, voordat hij de Stille Oceaan over kon steken. Hij stopte toen zijn wereldvlucht en de nagezonden C.IV bleef voorlopig werkeloos in Amerika achter. Die vond nadien een serie kopers en na omzwervingen belandde die gerestaureerd en wel in het Owl's Head Transportation Museum in Rockland, Maine.
Het is de enige nog vliegende C.IV ter wereld.
Het verbouwde prototype zoals dat in Amerika arriveerde en daar Air Service CO-4 werd
De eerste XCO-4 zoals deze werd geleverd op McCook Field.
Onder de neus hangen twee Lamblin radiator pods voor de koeling van de motor.
De tank in het onderstel waar het toestel oorspronkelijk mee vloog werd los bijgeleverd, net als de oorsprnkelijke neusradiator.
De eerste C.IV in Amerika aangekomen als XCO-4 van de Army Air Service met registratie AS68557.
Het nummer P250 staat nog niet op het richtingsroer.
De XCO-4 zoals die gebruikt werd voor een vlucht over het Amerikaanse continent.
Die ging van McCook Field (Dayton, OH) naar San Francisco, San Diego en terug.
Eén Lamblin radiatorpod onder de neus zorgde voor extra koelvermogen naast de oorspronkelijke neusradiator.
Ook is de tank in het onderstel weer gemonteerd en een grote romptank aangebracht.
De XCO-4 AS 68565, McCook Field P284, zoals die in Amerika werd geleverd met een nieuw kielvlak en richtingsroer.
De XCO-4 met race nummer 24 die in 1923 de Pullitzer Trophy won bij de National Air Races
Om koelingsproblemen van de motor op te lossen bedacht Fokker de uitschuifbare zijradiatoren in de romp.
Die werden voor het eerst toegepast op de XCO-4 (RSL C.IVC) AS 68566, McCook Field P285.
Een van de twee CO-4A’s die met de zijradiatoren waren uitgerust.
Een CO-4A met ronde neusradiator op Langley Field in Augustus 1926.
De laatste CO-4A AS 1209 die in de tweede helft van 1923 uitvoerig in Nederland was getest en verbeterd voor die aan McCook Field werd geleverd.
Daar werd deze voorzien van nummer P325.
Ook op McCook Field werden nog wijzigingen aan de AS 26-1209 aangebracht zoals de propeller spinner en de verlengde motoruitlaat.
De C.IV Mail in aanbouw met de afgekeurde verdeling van postvervoer over twee ruimtes.
De omgebouwde C.IV voldeed niet aan de eis dat alle post in één ruimte moest kunnen
Deze C.IV met Rolls Royse Eagle motor was een vroeg model (msn 4127). Het werd voor Zanni verscheept naar Amerika, maar toen die zijn wereldvlucht afbrak kwam het in andere handen. Eerst als niet gestartte deelnemer aan de ‘Dole Derby’ (San Francisco-Hawaii) en daarna als vliegende showroom. Tenslotte kochten Bob Wark en Eddie Brown het toestel.
Bestaande foto 30 met nieuwe tekst: Bob en Eddie besloten mee te dingen naar de prijs voor de eerste vlucht tussen Tacoma, Washington en Tokyo, Japan. Op 11 augustus 1930 kwam er een einde aan dat avontuur toen ze na een lekke benzineleiding het onderstel verspeelden op een klein vliegveld nabij Vancouver, Canada. De resten van het vliegtuig bleven nog vele jaren bewaard.
Met de nieuwe naam Pacific Era en het opschrift Tacoma to Tokio werd de poging opnieuw ondernomen.
De gesloten cabine voor 3 personen werd verwijderd en een deel van de ramen ook.
Extra brandstoftanks werden ingebouwd.
Opnieuw lukte het niet deze afstand te overbruggen.
Tenslotte kwam deze C.IV terecht in het Owls Head Museum in de staat Maine (VS).
De langeafstandsvluchten werden gemaakt in de periode 1929 en 1930.
Tacoma was een vliegveld bij Seattle in de staat Washington.
In 1973 kocht Kenneth Ciachetti de resten. Door zijn inspanningen werd het toestel vliegwaardig gerestaureerd. Het bevindt zich nu in het Owl’s Head Transportation Museum in Rockland, Maine.
De grootste klant van de C.IV was de Sovjet-Unie die in 1923 zestig, en in 1924 nog eens vijftig C.IV’s kocht. De kersverse Sovjet-Unie had in die tijd nog geen eigen luchtvaartindustrie en was daarom aangewezen op aankopen in het buitenland.
Ofschoon er in 1923/1924 nog geen diplomatieke betrekkingen bestonden tussen Nederland en de Sovjet-Unie, kneep onze overheid een oogje dicht toen bleek dat Fokker een mega-order in de wacht had gesleept van dit anti-religieuze communistische land.
Geld stinkt niet.
Een C.IV van Dobrolet, gebruikt als postvliegtuig.
Dit is waarschijnlijk een C.IV van de Hogere Vliegschool in Moskou.
Een ongeluk met een Foktsjet ('Fokkertje') van het Ultimatum Squadron. Augustus 1926.
In 1924 worden drie C.IV-W toestellen geleverd aan Argentinië.
Pedro Zanni en Ir. Beltrami vliegen met de “Provinzia de Buenos Aires” (Provincie Buenos Aires) van Amsterdam naar Tokio.
De opzet is dat te doen met een Fokker C.IV, een C.IV-W en een T-III.
De start in Amsterdam vindt plaats op 26 juli 1924. Helaas verongelukt de “Provinzia de Buenos Aires” in Hanoi (Vietnam) op 18 aug 1924.
Met het zustervliegtuig de “Ciudad de Buenos Aires” (Stad Buenos Aires) wordt Tokio bereikt.
De poging om rond de aarde te vliegen wordt daar helaas beëindigd.
Majoor Zanni met de C.IV op Schiphol; de romp was met 80 cm verlengd om een derde bemanningslid te plaatsen.
Het startmoment van Zanni op 24 juli 1924 gefotografeerd, maar de start vond twee dagen later plaats.
Mecanicien Beltrame in de achterste cockpit
Het eerste toestel van Zanni na aankomst te Karachi.
Het einde van de tocht van Zanni in mei 1925; bij de berging werd de C.IVW te zwaar beschadigd om lokaal te worden gerepareerd.
De C.IV tijdens de eerste buitenlandse demonstratievlucht. Hier in civiele registratie als M-MNAA.
Deze demonstratie vindt plaats in Madrid in 1923.
Er worden 20 C.IV's verkocht en in licentie gebouwd bij Carabanchel Alto, onder leiding van Jorge Loring.
De D.C.I is een doorontwikkeling uit de Fokker C.IV A, B, en C.
Het prototype de H-NABZ komt tot stand in 1924.
De “D” staat voor jachtvliegtuig en de “C” voor verkenner.
Invlieger Bertus Grasé toont het toestel op de ILIS luchtvaarttentoonstelling in Zweden (de Internationella Luftfart Utställingen te Stockholm).
Alleen de LA-KNIL in Nederlands Indië ziet wat in dit toestel. Er worden er tien gekocht, geregistreerd als F.D.401 t/m F.D.410.
Als overgang van de C.IV naar de C.V introduceert Fokker de D.C.I.
Een jager/verkenner (D =jager C =verkenner) voor 2 personen.
Hier het prototype de H-NABZ.
Spanwijdte 11.6 m, lengte 9,9 m, vleugeloppervlak 34.5 m^2.
Leeggewicht 1270 kg, totaalgewicht 1800 kg.
Max snelheid 240 km/u, landingssnelheid 90 km/u.
Hetzelfde prototype de H-NABZ tijdens demonstraties/wedstrijden in Gothenburg (Zweden).
Bertus Grase is de testvlieger.
Let op het wedstrijdnummer dat op staartvlak en vleugel was aangebracht (Nr.28).
De D.C.I heeft een vliegbereik van 770 km en een vlieghoogte van 8.000 m.
De tankinhoud is 355 liter.
In 1924 koopt de LA-KNIL in Nederlands-Indië tien D.C.I toestellen.
Het prototype dat als H-NABZ als demonstratievliegtuig door Bertus Grase is gebruikt, wordt de F.D.401.
Merkwaardig dat het toestel per november 1923 al als Nederlands-Indisch toestel staat vermeld.
Misschien was de wens de vader van de gedachte.
Hier de F.D.403 in actie boven de desa’s van West Java.
Kort voor vertrek een van de Indische D.C.I’s, vermoedelijk vliegveld Kalidjati (gesticht in 1916) ten noorden van Bandoeng (West Java).
Rond dit vliegveld en met de D.C.I werden de eerste proeven gedaan met Irving parachutes.
Op 29 december 1930 klom vlieger J. Ooninx uit de achtercockpit van de F.D.405.
Hij stapt op een speciaal gemonteerd trapje op 1000 m hoogte.
Dan laat hij zich succesvol vallen en komt veilig op de grond van vliegveld Kalidjati met zijn Irving parachute.
Heeft u aanvullingen of opmerkingen over deze pagina?
Ga naar het contactformulier en stuur het ons op.
Alles is welkom! Foto's en teksten zullen we met bronvermelding plaatsen.